Zeven jaar zwijgen,
kijkend naar een boom,
luisterend naar water.
Je keel bevroren
in tergend druppelen
van woorden.
Slapend in hoogte.
En dan op de laatste dag
groeit het donzen wachten
in je handen
En weerloos klein fladdert
een blad langs je vingers
naar de tuin
beneden.
Wordt vogel
en zingt