Contact             Curriculum              de Milena              Gedichten              Inspiraties   
  Lezingen           Performances           Projecten              Publicaties            Workshops 
         
         
         
       
       
  'De generfde huid'5.    
       
     Lees  PDF file catalogus  'De generfde huid'  CC Ter Vesten, Beveren 2005.    
         
 

Over ‘De generfde huid / een spoor van vergankelijkheid’

 

Schrijven is strelen. Tekenen is omhelzen. Met dit project raken we met onze huid de huid van bomen. We laten de huid van bomen in onze poriën dringen, en bomen laten we tot ons lichaam toe. We openen ons. En we nodigen het publiek uit zich mee te openen.

We raken aan, wetend dat wat we laten gebeuren geen duur heeft. We laten een veld ontstaan, een veld van gebeuren, beleven. Zoals met een streling, zoals met een omhelzing. Een spoor van warmte blijft, ook al is de streling, de omhelzing alweer voorbij.

 
         
  A    
         
 

Deze tentoonstelling vertrekt vanuit een gevallen boom. Een 200 jaar oude beuk, geveld door ziekte. Verzwakt door zwammen zijn andere beuken ook stervende.

Deze tentoonstelling is een reis, met deze boom als lotgenoot. Een tak van de boom leeft in deze tentoonstelling verder in een beschermende hutje, staat op een driepikkel als een schilderij.                       

 
         
       
  'Generfde huid' installatie Stefaan van Biesen 2005.    
         
 

Deze tentoonstelling symboliseert een reis. We maken een reis naar de ander, onze handen uitstrekkend, strelend met woorden, omhelzend met beelden. Woorden en beelden uit de tentoonstelling worden reis. Ze zijn een weg, een filosofisch pad. Het is een pad dat wijst naar de oorspronkelijke filosofie, die van de presocratici als Heraclitus en Pythagoras. Zij vertrokken vanuit een beleving, vanuit het onwrikbare besef dat beleving uniek, onherhaalbaar is en dat wij als mensen gedefinieerd worden vanuit deze onherhaalbaarheid, het unieke. Ze hadden een fascinatie voor woorden en zelfs getallen, niet voor de starheid ervan, maar voor de mogelijkheid van woorden en getallen om ons dichter bij het voelen te brengen. Dit met paradoxen als wegwijzers, via verrassende wendingen, via kronkelende wegen, via innerlijke bewegingen, via schijnbare obstakels om je de weg opnieuw te doen vinden. De weg is geen afgebakend pad. Filosofie is als een teder spel dat uitnodigt een innerlijke reis te maken. ‘Op elke vraag vind je een antwoord in jezelf’: dit is waar ons filosofisch pad heengaat. Het is een terugkeer.

 

Kunstenaars zijn wandelaars. We gaan nergens naar toe. We zijn niet gehaast. Een wandelaar neemt geen afstand tot de natuur waar hij zich in beweegt. Hij beweegt met de natuur mee. Hij beweegt mee met zijn weg.

 

We zijn reisgenoten. Een filosofisch pad is geen eenzaam pad. Het is een pad van ontmoeting. Het is een pad van je vinden in de ander, van de ander vinden in jezelf. We zijn het pad, we zijn ons eigen pad, het ontstaat in ieder van ons en iedereen vindt er zichzelf vroeg of laat op terug. Het is een pad dat gebouwd wordt uit wat je voelt, door wat je beleeft, uit dat wat ons verbindt. Dat is de brug. Het pad en de brug zijn één.

 

We spreken met ons lichaam. Een dichter schrijft met zijn zinnen, een kunstenaar raakt je met zijn bewegen. Een kunstenaar fluistert. Hij fluistert in deze tentoonstelling de bomen toe in een luisteren. Met een hand schrijft hij onzichtbaar over de levende huid van een boom, in een schrift dat zich ogenblikkelijk glad strijkt.

 

De achtergelaten sporen zijn in de huid van de boom gedrongen, onzichtbaar in hun tederheid. Op ons pad laten we sporen na. Vergankelijke sporen van aanwezigheid. Klanken, het vallen van een boom die omgehakt wordt, stemmen uit de verte en dichtbij. Ze lopen in elkaar over in een broos evenwicht. Hun aanwezigheid toont wat reeds voorbij is. Maar als sporen zijn ze aanwezig, zacht, kwetsbaar, dampend uit een verloren wereld. 

 

Onze sporen komen steeds bij klanken terug: in ons fluisteren, in ons luisteren, in ons herinneren, in het ons oriënteren, in onze hartslag. We richten ons naar een ritme van gaan en komen.  Het zijn die klanken die ons vinden en waarrond ons pad zich uitstrekt.

Klanken nodigen ons uit met gesloten ogen te kijken en daardoor meer te zien. In de helderheid van het klanklandschap waardoor ons filosofisch pad verloopt vinden we in het verlies van onze ogen een ander licht. Het licht achter het blinde beeld, dat het doet schijnen van binnenuit. We strelen met woorden, we omhelzen met beelden, maar in onze klanken verschijnt een ontoonbare, onzegbare rest. Onze aanraking, onze warmte, onze huid die huid raakt krijgen hier een glans.

 

Dit is het spoor van vergankelijkheid: een wereld die zichzelf terugvindt in het verdwijnen, zoals klanken onherroepelijk vergaan, maar een onzichtbare rest achterlaten die in onze poriën is thuisgekomen.

 

Met klanken nodigen we uit naar het vergankelijke beeld te kijken, naar het woord dat oplost, om te zien, te horen waar het beeld, het woord in ons thuiskomt.

 

We nodigen uit om achter te laten. Op bomen in het park vind je kussentjes, maar daarop woorden. De woorden rusten zacht tegen de huid van de bomen aan.

Het zijn als slapende woorden, hooguit fluisterend. Ze moedigen de bomen aan in hun groeien, ze nodigen de bomen uit hun weg te gaan. Deze kussentjes willen er zijn voor de bomen, ze vinden hun thuis in de natuur. Ze voegen er niets aan toe.

Ze nodigen uit om naar de bomen te kijken, niet naar de woorden. De woorden zijn slechts de vingers die naar de harmonie van de natuur wijzen. Zij zijn een middel om iets anders te laten ontdekken. Ze nodigen uit om te kijken, niet naar henzelf, maar naar een levende huid die gestreeld wordt.

De woorden zijn een spreken, met een stem die liefde geeft, die hoop uitstraalt.

 

 
       
     
 

Ons filosofisch pad begint en eindigt hiermee. In liefde. We troosten, met zachte beelden, met weeë woorden, met onze lichtende klanken, dat wat onherroepelijk verloren lijkt te gaan. We wiegen, glanzen, zingen, fluisteren onze hoop in de oren van wat groeit, zich kwetsbaar opent. Het begin is het einde, het einde vind je in het begin. Ons troosten is wiegen, onze beelden glanzen, onze weeë woorden zijn zingen, ons fluisteren beweegt zich met lichtende klanken. Eind en begin bestaan alleen in gedachten, wat echt bestaat is alleen voelbaar. Dat is liefde, warmte van een huid op een huid. Met onze vingertoppen tekenen we op een generfde huid.

Onze vingers strelen en wijzen…

 

Geert Vermeire        

 

 
         
  Top      
  Terug