Contact             Curriculum              de Milena              Gedichten              Inspiraties   
  Lezingen           Performances           Projecten              Publicaties            Workshops 
         
         
         
  Magdalena  
 

 lichtende woorden, Magdalenakerk te Brugge - 2005.

 
   
         
   
         
         
    brief aan Jan De Wachter en Stefaan van Biesen - maart 2005.  
 

 

Dag Stefaan, Dag Jan,

 

De mail van Koen Dekorte waarin de pastoor zijn vrees uitspreekt dat Jans tafels voor de Magdalenakerk niet passen in de vastentijd komt mij vreemd over voor een religie waarin de tafel centraal staat en die zonder een tafel nooit zou zijn ontstaan. Om nog te zwijgen over de tafels van de tien geboden.

 

Blijkbaar denkt de pastoor spontaan bij 'tafel' aan eten. Mijn eerste gedachten zijn dat niet. Ik denk aan een werktafel, een studietafel, een leestafel, zelfs een altaar (een offertafel). Het woord tableau (schilderij) en tabula (plank) verwijzen naar een schrijfplank. Kortom, aan en op tafels ontstaat iets dat gedeeld wordt. Zowel een schrijver als een kunstenaar werken aan een tafel. In heel wat religies is het altaar de werktafel van de priester. Het woord altus (hoog) onderscheidt het altaar van de tafels van Jan de Wachter. De tafels van Jan brengen de aarde op mensenhoogte. Ze zijn niet hoog. Ze zijn tastbaar.

 

Twee dingen in de opmerking van deze bezorgde pastoor en de mail zetten me aan het denken.

In het kijken van de pastoor werd de uiterlijke verschijningsvorm van een kunstwerk gereduceerd tot een object. De tafels van Jan zijn geen tafels. Het zijn kunstwerken. De opmerking van Koen dat het een uitdaging is om hedendaagse kunst te verbinden met een liturgische tijd als de vasten en met het kerkgebouw wil eigenlijk ook kunst objectiveren. De locaties waar de kunstwerken tentoongesteld worden trekken grenzen. De kunstenaars bevinden zich in twee samenvallende dimensies: de dimensie van een liturgische tijd en de dimensie van de kerk. Kunst zal per definitie deze grenzen overschrijden. Zeker een tentoonstelling die het woord 'grenzeloos' in zijn titel draagt. Zowel de kunstwerken (be)vinden zich in de kerk, als de kerk (be)vindt zich in de kunstwerken. Kunst illustreert niet. De locatie gaat ook het werk niet veranderen. Kunst en locatie vallen naadloos samen en geeft wederzijds de kans zich te overstijgen. Onder locatie versta ik beide dimensies: tijd en ruimte.

 

De vraag van Koen om via een tekst een verbinding tussen kunst en locatie te maken toont nog maar eens de dubbelzinnigheid van het woord. Het benoemen van iets gaat beïnvloeden. Als er één ding is waar we moeten voor oppassen in de taal is om de taal de wereld te laten begrenzen. Taal, net als kunst, leidt tot vrijheid. Taal benoemt niet. Taal gaat niet om het vasthouden, het hebben, maar om het laten zijn en om het los laten.

In een vroegere brief schreef ik over de visie op taal in de Afrikaanse mythologie. Daarin vind je een verhaal over het ontstaan van de taal. Er wordt gesproken over het eerste ooit uitgesproken woord. Het is een bijzonder woord. Het kan nooit vergeten worden, het kan nooit vernietigd worden, het is altijd en overal aanwezig. Het is een woord dat troost, een woord dat bemoedigt, een woord dat mensen moed geeft. Het is een woord dat je niet kan benoemen omdat het de essentie is van elk later uitgesproken woord. Het is het centrum van de taal. De kracht van het gesprokene is de troost, de warmte en het onzichtbare ervan. De kracht van elke kunst ligt in het onzichtbare, het onuitgesprokene.

 

Als schrijver bevind ik me daarmee in een soms moeilijke positie. De laatste tien jaar is er niets van mijn teksten in boekvorm verschenen. In die tien jaar zijn er door mezelf of door anderen performances gerealiseerd met mijn werk, theater, muziekstukken, video's. Je kon naar mijn werk luisteren of je kon er naar kijken. Constante in mijn werk was dat het na verloop van tijd weer verdween. Voor een deel was dat een bewuste keuze. Hoe kan je anders het werk van een schrijver die het geschreven woord in vraag stelt ernstig nemen? In onze gemeenschappelijke tekst 'De zijdelingse blik' was de ondertitel van mijn deel dan ook 'La vera poesia non se scrive, la vera poesia se dice'. Echte poëzie schrijf je niet, echte poëzie zeg je. Poëzie vind je vooral buiten boeken.

Dat we nu samen tentoonstellen in een kerk van de religie van het 'boek'  is niet zo vreemd als het lijkt. Als er één boek een boek van warmte, van troost en bemoediging is zou het dit wel moeten zijn. Een boek van gesproken woorden, een boek van een man die nooit heeft geschreven.

 

Kunst is niet spiritueel. Kunst is niet 'iets'. Kunst is. Zoals in muziek een toon zichzelf offert om iets volledig anders te worden, zoals in het verdwijnen van een gesproken woord de warmte ervan openbloeit, zo zit de kracht van het beeld in het ontstaan ervan, in het onzichtbare van een beeld. Dat is ons vertrekpunt, hierin ligt onze uitdaging.

 

       

Stills uit video 'Een grenzeloos glooien' van Stefaan van Biesen - stem en woorden door Geert Vermeire, 2005.

 

Het werk dat wij maken is grenzeloos. Stefaans video brengt de ervaring van het loslaten, het verdwijnen over. Dit is het licht. De video vertrekt vanuit de mens. Dat is de hand. Het licht kan niet zonder de mens. Het zinnelijke is onafscheidelijk met het licht verbonden. Er is geen onderscheid, geen dualiteit. Mijn teksten dragen dezelfde zinnelijkheid uit, dezelfde sensualiteit, hetzelfde warme licht.

Maria Magdalena, Herodias, Kundry, door de geschiedenis heen zijn er vrouwen die symbool werden voor de sensuele verschoppelinge, de dwalende boodschappelinge, de rusteloze vrouw, zoekend naar bevrijding, verlangend naar thuiskomst. In elke man schuilt deze vrouw, zoekend naar een uitweg.

 

We zijn zoekende kunstenaars, onze paden worden gevormd door barsten in ons leven. Wij hebben geen zekerheden, we zien ze af en toe als een glans aan de horizon. Een horizon waar we al aangekomen zijn, maar die zonder een uitputtende, louterende reis er naar toe onbereikbaar is. Dit is onze reis door ons imaginaire landschap, grenzeloos glooiend.

 

Het gaat om niets meer of minder dan de liefde die reis en bestemming tegelijkertijd is. Er is niets dat we niet uit liefde doen. Liefde beweegt, doet trillen, doet je gloeien, geeft je een bijna onbespeurbare geur van een ander op je lichaam, dat daardoor bestaat: in het ontvangen,  geeft je een smaak van honing, zo licht en doorzichtig als lijkt de smaak alleen te bestaan en niet de tong die proeft. Het is uit liefde dat een strelende hand begint te stralen, het is uit liefde dat een gevende hand doorzichtig wordt.

 

Dat is ook wat de tafels van Jan ons aanbieden. Ze staan met vier poten op de aarde. Ze bieden ons de aarde aan. De geurende, verbrokkelde, door onze vingers glijdende, donkere, warme, zoete aarde. Ze nodigt onze zintuigen uit. We voelen en tasten. We geuren en ruiken. We smaken en proeven. We luisteren en fluisteren. We zien en kijken naar onszelf.

 

Geert Vermeire

 
     
         
       
         
     
 

Fragmenten uit de performance 'Schrijven in zand' Magdalenakerk Brugge 2005.

 
         
         
  Kundry

 

Een warme regen sloeg

karnend in de Arabische nacht

als een strijkstok  op je lippen,

die een vurige hand bedekt

hield.

 

En toen hoorde ik dat de natte

nacht zijn adem inhield en

de maanloze schaduwen

van de palmbladeren.

Het donzen donker als wachten.

 

En kussen doven, sterren verdringen

een ooit verdwenen werelddeel.

 

Als suizen, reizen uit een droom.

Het wieken in klanken ons

verbazend in traagheid.

 

Met mij verdoemde, ik geef je een

zwarte spiegel waar je ogen

rusten kunnen.

 

We lachten naar elkaar tussen

regen en aarde.

 

Je weet waar je me vinden kan.

 

   
     
      
     
    Een grenzeloos glooien  
     
 

Geert Vermeire vertrekt vanuit de menselijke stem. Hij wil de bezoeker laten deel worden van een intimiteit. De stem gaat een osmose aan met het werk van Stefaan van Biesen 'Een grenzeloos glooien'. Centraal in de voor dit werk geselecteerde teksten van Geert Vermeire staat het licht en de menselijke hand. Hier wordt klank licht. De hand schrijft, tekent. Het resultaat is niet leesbaar of zichtbaar. Het maakt een strelen en een bewegen voelbaar.

 
 

 

 

 

 
 

Dit vonden de kunstenaars ook terug in de bijbelpassage "schrijven in zand" (Johannes 8, 1-12) waar de overspelige Maria Magdalena en Jezus elkaar ontmoeten en Hij met zijn vinger in het zand schrijft in, voor de omstanders, onleesbare tekens.

 
 

 

 
 

De teksten tonen een zoeken, een reis binnen een imaginair, innerlijk landschap. Woorden worden beelden. De levensgrote geprojecteerde teksten zijn niet in de eerste plaats om te lezen, maar om naar te kijken. Een kijken dat de vraag stelt 'Wat doet dit mij?', meer dan 'Wat betekent het?'. De gesproken teksten willen het schrijven en het beeld een mensenmaat geven. Spreken is intiem, is breekbaar. Woord en beeld vinden elkaar in een niemandsland, een grensgebied waarin niets is wat het lijkt, waar iets al is wat het nog niet is en waar iets nog niet is wat het worden zal. Het glooien is de ruimte tussen stilte en woord.

 
 

 

 
 

De expliciete keuze om een schrijver een plaats te geven als kunstenaar in een tentoonstelling lijkt vreemd, maar past volledig in het concept van het gebeuren. Het beeld, net zoals het woord, nodigt uit tot een beleving, tot een anders kijken, tot een in vraag stellen. De kunstenaars verbeelden een imaginair landschap, de woorden verinnerlijken een proces van reizen, onderweg zijn. Lichtende ideeën leiden ons, zoals de lantaarn van Diogenes waarmee hij zocht naar een mens, langs slingerende paden.

 
 

 

 
 

Niet voor niets vind je in het werk van Geert Vermeire beelden terug die nauw aansluiten bij de wereld van de kunstenaars. Geert Vermeire is een bedenker van beelden, die hij tekent met woorden. Hierin vinden de drie deelnemers aan de tentoonstelling zich elkaar. De ervaring van het beeld staat voorop, het gekozen medium is één van de mogelijke wegen er naar toe.

 
 

 

 
 

Niet voor niets is in de weg naar het beeld het woord voor de kunstenaar steeds een bondgenoot en reisgenoot geweest. Het beeld is zowel voor Jan de Wachter als voor Stefaan van Biesen een vertrekpunt. Ze brengen het tot leven in performances, waaraan de kijker wordt uitgenodigd deel te nemen. Zoals de schrijver zijn teksten pas ziet geboren worden als hij er een stem aan verleent en een luisteraar vindt.

 
         
         
  Top      
  Terug