Contact             Curriculum              de Milena              Gedichten              Inspiraties   
  Lezingen           Performances           Projecten              Publicaties            Workshops 
         
         
         
        
  Installatie 'Moving towards the circle', Stefaan van Biesen.  Hotel Montanus Brugge 2003.De Slang Brugge.    
         
         
 

2 september 2003.

 

"Schrijven is net hetzelfde als tekeningen maken. Je zet je neer je laat je gedachten de vrije loop en je vergeet tijd en ruimte en je laat alles gebeuren op het witte blad, op je scherm, op het papier voor je. Je geeft je gedachte ruimte, je vult de tijd met een veelheid aan dingen die je koestert. Het is een eenzame bezigheid die je niet vereenzaamt, maar die je eerder dichter brengt bij jezelf. Je woont in je denken, je ademt in je werk, je fluistert in je liefde voor schoonheid. Soms geraak je niet uit woorden. Dan overweldigt je omgeving jou en dan ben je even degene die kijkt met de ogen van een kind. En alsof het lijkt dat deze gewaarwording een moment van verwarring zou kunnen betekenen, word je een poos later heel even deelgenoot van onnoembare sensaties die je een gevoel van vrede schenken."

Dit schreef Stefaan me in zijn laatste brief. Een tekenaar die de hand uitstrekt naar een schrijver. Een tekenaar is een schrijver. Hij schept imaginaire werelden, in zijn tekeningen vind je een verhaal over een andere wereld. De wereld van mogelijkheden, van wat nog niet is (maar toch reeds aanwezig) en wakker gemaakt wordt door tedere gebaren.

Drie keer dit jaar heb ik deze gebaren van Stefaan Van Biesen mogen delen. Drie keer vonden we elkaar terug in de wereld van de vogel. Drie keer scheerde Stefaan in zijn werk langs de wereld van een schrijver.

De eerste keer was in Kaprijke.  Mijn geboortedorp, maar ook het geboortedorp van Hippoliet Van Peene, de dichter van het Vlaamse volkslied. Daar werd Stefaans ontwerp voor 'Een kunstwerk voor Vlaanderen' voorgesteld. Een elegante metalen constructie, als het ware golvend en transparant in het Kaprijkse straatbeeld, vertelde over poëzie door poëzie te zijn. Geklemd om de golvende buizen vond je de handen van de schrijver. Leeuwenpoten die transformeerden in een veer. Woorden zijn kracht, en woorden zijn licht als een veer tegelijkertijd. Het schrijven met een veer maakt een dichter tot vogel, balancerend als een vogel op een tak. Staande in deze wereld, en kijkend naar een wereld waarin de taal verdwijnt. Het krassen van woorden wil de hemel vast houden, de veer toont dat woorden de wereld niet zijn, maar als een vinger er naar wijzen. Niet de vinger, maar de hemel is waar het om draait. De schrijver nodigt uit om te vliegen....

De tweede keer was in Beveren, waar Stefaan me uitnodigde om een gedicht te schrijven bij een werk. 'Appendix' werd het genoemd, een boombibliotheek was het, leunend, zich koesterend tegen de stam van een boom in een bos. De boeken hadden hier een thuis gevonden. Boeken draaien immers om beleving, je via hun woorden in het hart raken, je in een wereld meezuigen, je doen voelen, horen, spreken, smaken, ruiken. Deze bibliotheek in het bos was als het ware de plaats waar boeken rusten voor hun geboorte, als vogels op een tak, klaar om uit te vliegen om op de schouder van een lezer te komen zitten. En te vertellen over het bos waar ze vandaan kwamen...

Op het eind van Stefaans boekenplank in de boom vond je een vogelkastje. Ook hier werd je uitgenodigd om anders naar woorden te kijken. Voor mensen brengen woorden kennis, een vogel heeft geen kennis nodig. In zijn zingen kent hij de wereld. Een vogel vindt een wereld die reeds in hem aanwezig is. Voor een vogel betekenen woorden niets, behalve woorden die als veren zijn, die nestwarmte geven, die uit het hart komen.

De derde ontmoeting met Stefaans werk is deze tekst. Na de veer, het vogelkastje vind je in het nieuwe werk twaalf vogels. Elf hebben hun ogen naar de aarde gericht, druk bezig met het zoeken naar voedsel. Eén zingt luidkeels, kijkend naar de lucht waar hij thuishoort, zijn fluiten stijgend naar de hemel. Allemaal zijn ze verbonden met een touw aan de grond. Gevangenen van een wereld waar je je bij kan neerleggen of kan streven naar vrijheid door het zingen.

Wole Solinka, de Nigeriaanse schrijver en Nobelprijswinnaar, vertelde zich nooit zo dicht bij vrijheid gevoeld te hebben dan wanneer zijn mede-gevangenen spontaan begonnen te zingen, waarna de hele gevangenis even gevuld werd met gezongen woorden, woorden die je thuisbrengen.

Het werk vind je in Hotel Montanus in de stad waar ik nu woon, Brugge. De naam van de plaats Montanus/Berg waar het werk staat doet verder denken. Lange tijd waren bergen onbetreden plaatsen. Het verhaal gaat dat de dichter Petrarca de eerste was die in Europa een berg beklom. Hij nam letterlijk afstand van de wereld, en keek van op de top naar de natuur. Lang was de mens één met die natuur. Er was geen enkele nood aan het zich buiten de natuur plaatsen. Het gebaar van Petrarca toonde het ontstaan van een nieuwe tijd, waarin de mens zijn huis verliet.

Dit werk is daarom troostend. Het toont één wezen dat zijn thuis terugvindt, één wezen dat met zijn zingen de anderen uitnodigt die thuis ook terug te vinden. Om vrij te worden. Het zingen toont dat elk touw, elke keten niet meer dan een illusie is.

 

Geert Vermeire

   
         
  Tekst catalogus De Slang, Brugge 2003.      
         
         
  Top      
  Terug